Midden jaren negentig werd het bon ton om te reizen. Voortaan was het afgelopen met duffe kampeervakanties op de plaatselijke municipalletjes langs de Dordogne. Men ging volle maan meemaken op het strand van Koh Pha Ngang in Thailand, de Machu Pichu beklimmen in Peru of anders je Kever laten overvallen in Mexico. Dat was nog eens iets anders dan het duffe massatoerisme in Europa.
Ik heb nog wel eens lafhartig op een etentje of borrel met zulke reizigers gemompeld dat het ons ook enig zou lijken en dat we vast nog eens naar Chili zouden gaan. Twintig jaar later durf ik grif toe te geven dat ik de kampeervakanties nooit zat geraakt ben en ze voor geen goud in zou wisselen voor bovenstaande niet zo unieke ervaringen.
Kamperen is zo simpel. Water in de buurt en een pingpongtafel zijn de harde eisen van de kinderen. Een zwembadje eigenlijk ook. En dan een waar je gewoon je zwemshort aan mag, geen badmuts op hoeft en gewoon mag duiken. En een waterglijbaan als het even kan. Gelukkig doen we in dit gezin niet aan democratische besluiten en negeren we die laatste wens categorisch. Je moet je ouders later iets kunnen verwijten tenslotte.
Fraai gelegen, mooi uitzicht, grote plekken, en nog belangrijker: geen bandje om mijn pols. Ik heb ook mijn harde eisen. En ik wil ook niet reserveren. Ik wil gewoon de mooiste vrije plek van de camping uit kunnen zoeken en daar zo lang blijven als ik zin heb en weg kunnen als het met bakken uit de hemel komt. Zo wordt kamperen al een stuk minder simpel.
Toch lukt het ieder jaar weer. We stonden aan de Costa Brava, verbaasden ons dat het er zo mooi was en niet eens achterlijk druk. We contstateerden dat de hangmat de nieuwe skottelbraai is. Nou ja, een skottelbraai hadden we ook al nooit. En we zagen nog steeds mensen die een nachtelijke gang naar het toiletgebouw verwarren met een barre tocht de mijnen in, getuige de lamp op hun voorhoofd. Onze kennis van het Spaans hadden we na
Kreatief met Kurk niet meer opgehaald, dus dos cortados bestellen ging nog net, maar verder voelde ik me nogal idioot. Graciás kon ik wel heel charmant brengen, dat wel. We gingen naar Barcelona, aten tapas. Het leven was goed.
We stonden aan de Tarn. Na vier keer 'complet' te hebben gekregen, vonden we zomaar een fijne camping aan de rivier. We hadden weliswaar niet direct uitzicht op de rivier, maar om de handel en wandel van onze onder/overbuurvrouw gade te slaan, het betrof hier namelijk een licht geaccidenteerd terrein zoals men in het jargon placht te zeggen, was zeker niet minder vermakelijk. Bernadien zag eruit of kwam ze zojuist van de eerste jamboree met wijlen Baden Powell. Overdag fotografeerde ze vlinders en 's avonds motten. Haar kroost zat zich de hele dag een ongans te internetten in de caravan. Zij wilde die caravan al nooit, dat zag je zo. Daar zal de de echtgenoot met de immer opgetrokken kousen in degelijke stappers, achter gezeten hebben. Of ze echt Bernadien heette? Vast wel.
Wat doe je aan de Tarn? Je kanoot eens wat, drinkt je flesje aan de rivier, eet bloedworst en voorkomt nog net dat er pens besteld wordt, stookt een fikkie en gaat twee uur later dan de gemiddelde campinggast naar bed. Het leven is goed.
We stonden aan het meer van Annecy. Talloires is een dorp dat ware het een mens, het zou met de neus in de lucht lopen. De camping deed echter niet aan kapsones. Twintig jaar geleden stonden we hier met z'n tweetjes. Toen was het sanitair beslist niet nieuw. Twintig jaar later was er weinig veranderd. We vonden een mooi plekje naast een hekje met hoog gras en onder een rode beuk. Het leven was goed. Ik haalde een koude witte wijn in de alimentation en kreeg een linnen tasje met opdruk van de camping. Dan ben ik echt verkocht!
Het meer was fantastisch. Azuurblauw en 24 graden. We spraken er af met vrienden. De kinderen doken de hele dag van de steiger en deden tussendoor hordenloop met levende horden. Wij aten ondertussen broodjes met reblochon en confit de canard. We dronken kouden biertjes. Het leven was goed. Verder wandelen we in de bergen van de Aravis. Zagen gentiaantjes, azaleas en ander bloeiend alpenmoois. We lieten eeuwige sneeuw in elkaars nek lopen en aten tartes aux myrtilles bij een refuge op 2169 m. Alweer een mooi leven.
Ja, die the-hills-are-alive-foto van Lauren had ik al een keer. Maar, zo was het. En daarom hou ik zo van kampeervakanties in Europa. Toen we weggingen wist ik nog niet dat ik boven op de berg zou staan. Ik wist alleen dat ik naar Spanje ging. En nu zijn we thuis. Even wennen. Gister haalden we ons katje op. Siep. Dus hier is het leven ook goed. Maar toch heb ik nog een beetje Fernweh, zoals de Duitsers zo mooi zeggen.