Denemarken was hier lang het verboden woord. Toen de kinderen nog echt klein waren, viel iedere zomer weleens het D-woord, want kamperen in Denemarken ziet er in de campinggids echt heel heerlijk uit. Ze vergeten erbij te zetten dat het er gemiddeld twee graden kouder is dan in Nederland, dat het er minstens zo vaak regent en nog veel harder waait.
Gelukkig denken wij daar dan net op tijd aan. Wij vertrekken van huis met kaarten van Denemarken, Italië en Frankrijk en dito campinggidsen. "Wat doen we nou, wat doen we", roepen we de tien kilometer lang die het duurt van ons huis naar de snelweg, om dan rechtsaf te slaan. Naar het zuiden, want dat lonkt het hardst!
Een paar jaar geleden besloten we dat we het D-woord niet meer mochten noemen. Wij zwerven 's zomers zuidwaarts, punt uit. Maar de meivakantie, dat is een heel ander verhaal. Gelukkig hadden we allemaal weer eens tegelijk vakantie, dat is ook wel eens anders.
We hadden maar een week, dus Zuid-Frankrijk was te ver. (Het vliegtuig wordt hier nooit serieus overwogen.) Het werd sowieso uitwaaien. Normandië, Vlieland, of... Kwam er nou toch weer iemand met het D-woord op de proppen?
Ja, ik. Ik werd verliefd op het Strandhuset in Rytsebaek op Møn. Een vakwerkhuisje met een rieten dak, voormalig kippenhok van de hoeve Strandgården. Het stikte op Møn trouwens van de Bolderburenboerderijtjes. Gele of witte vakwerkhoeves met rieten daken en fruitbomen op het erf. En dat alles in een glooiend landschap wat mooier was dan in mijn vooringenomen gedachtes over Denemarken.
Aan de zijkant van het huisje begon het sprookjesbos. De elfjes waren net weg, het speenkruid, de viooltjes en de orchideeën stonden er nog.
Het hek in de voortuin gaf toegang tot het strand. De jongens schoten meteen in de jagers- en verzamelaarsrol door flink hout te sprokkelen. Strand en stenen, dat roept om een fikkie. Helaas waaide het daar veel te hard voor.
Stenen te over. Stenen met een gat er in, die je op kan hangen aan gejut touw en stenen in de vorm van een hart. Die spaar ik, toevallig. En zo komt het dat de kinderen altijd met halfbakken stenen aan komen zetten: "Deze?" Maar ik ben net zo kritisch als de tijgermoeder uit het Volkskrantmagazine. De meeste stenen waar mijn bloedjes mee aan komen zetten, mik ik zonder pardon terug. Ja, ik heb een hart van steen.
We gingen naar Møns Klint, de krijtrotsen waar Dover bij het in niet valt. Ik ben er als zevenjarige geweest en herinner mij mensen die met hamertjes in het krijt stonden te hakken in de hoop fossielen te vinden. Dat mag nu natuurlijk niet meer. En dat is waarschijnlijk maar goed ook, want het brokkelt vanzelf al al hard genoeg naar beneden.
Møns Klint is echt adembenemend mooi. Het is niet zo fraai dat mijn herinnering vooral plaats heeft gegeven aan de fossielenjagers. Het water wordt door het krijt prachtig lichtblauw om verderop donkerder te worden. Soms is het onduidelijk waar het water overgaat in de lucht. Als het buiten dertig graden zou zijn, zou je het azuurblauw noemen, maar nu had het iets ijzigs. Prachtig!
Verder was er nog Liselund, een mooi park en dan was het wel klaar met toeristisch aanbod van Møn. Dat betekende jezelf vermaken. Ieder op zijn eigen manier.
Het was heerlijk in ons huisje aan het eind van de bewoonde wereld. Ga hier naar rechts, zei de Tom Tom. Maar er is geen weg, zeiden wij. Dat grintpad bleek de weg. We woonden een een weekje aan de blindvej van de Grønvedvej. Eerst over het erf van Sil de Strandjutter en dan naar ons huis. In de buurt alleen een paar idyllische huisjes om gedichten in te schrijven.
We gingen ook nog een dagje naar Kopenhagen. Je zou zomaar kunnen denken dat dit grote trekker was van die stad:
Of misschien de Nyhavn?
Maar op Tivoli na, vonden de kinderen dit unaniem de leukste attractie van Kopenhagen. De
happy wall van Thomas Dambo.
We gingen ook nog naar Tivoli. De kinderen geloofden hun oren niet. Ze zijn nog nooit, echt nog nooit, met ons naar een pretpark geweest. Toen ik vroeg;"Willen jullie naar een museum of naar Tivoli?", gaven ze eigenlijk geen antwoord. Ze dachten zeker dat het een flauwe grap was. Maar we gingen. De kinderen gingen zich te buiten aan allemaal verschrikkelijke attracties en wij verschansten ons in een luie stoel.
We hadden nog een hele leuke avond met een ober die ons aanmoedigde het serviesgoed van het restaurant te stelen. "Ja, zo eerst onder de jassen en dan, hup, in de tas". Toen ik bij het betalen bedankte voor het bord, rolde hij met zijn ogen en zei "ssst, don't mention the plate", wat in het licht van een eerder gevoerd gesprek over Fawlty Towers tamelijk hilarisch was.
Dus ja, Denemarken. Het was saai en groen, zoals we dachten, maar het was ook heerlijk. We genoten van de natuur, de zee, die welbeschouwd ook rustig onder natuur kan worden ingelijfd en van elkaar.
Ik las drie boeken. U wilt vast weten welke. Ik wil tenminste altijd weten wat iemand heeft gelezen, du moment dat iemand vertelt dat hij iets gelezen heeft. Goed. Ik las Donna Tartt, maar dan nog eens de Verborgen Geschiedenis. Ik wist nog dat er iemand vermoord werd, maar verder kon ik mij er weinig meer van herinneren. Was het waard om nog eens te lezen.
Ik las Gisèle van Susan Smit, over de kunstenaarsvrienden en vooral vriendinnen van Adriaan Roland Holst. Hoewel ik zeer warm loop voor het onderwerp, vond ik het geen goed boek. Ik had altijd een beetje een vooringenomen mening over Susan Smit. 'Blond, mooi, kan niet schrijven'. Ja, ik zei al eerder dat ik een hart van steen heb. Door Vloed, een ander boek van Susan Smit, was ik daar heel anders over gaan denken ('blond, mooi, kan nog schrijven ook'), maar ik ben een beetje terug bij af.
En ik las De Vergelding van Jan Brokken. Dat moet u ook doen.